Onafhankelijke consultancy sinds 1992

                       Galerij 3, 1411 LH  Naarden

                         tel.: 035 6943060 / fax: 035 6951632

 

home

diensten

Drs Ruud H. Veenstra RA

publicaties

actualiteiten

archief

disclaimer

                          

 

Chief Financial Officer, maart/april 2003

"CFO-analyse: En toen waren er nog maar vier ...", door Ruud Veenstra

'De grote accountantskantoren zijn door het gemakkelijke wettelijke monopolie doodgeknuffeld'

 "Na de ondergang van Andersen Accountants zou je van de overgebleven grote kantoren ingrijpende maatregelen verwachten om nieuwe boekhoudschandalen te voorkomen. Maar in Nederland houden zij zich gedeisd. Er heerst een ijzige stilte die in schril contrast staat met de heftige hervormingen in de VS. Onverstandig, want het grote accountantskantoor geldt niet meer automatisch als een veilige keuze. Aan die mythe is een einde gekomen.

 In 2002 is Andersen Accountants abrupt en onverwacht van de aardbodem verdwenen: ‘Toen waren er nog maar vier …. ’. De overgebleven Grote Vier (alfabetisch: Ernst & Young, Deloitte & Touche, KPMG  en PricewaterhouseCoopers) belijden met de mond geschokt te zijn door de vertrouwenscrisis, maar fundamentele of disciplinaire maatregelen in eigen huis blijven uit. De overgenomen nering van Andersen Accountants wordt door de Grote Vier gerapporteerd als “omzetstijging”. Dat het hier gaat om “kannibalisme” wordt onvoldoende onderkend. Dit is in lijn met de logica van de huidige malaise die de belangrijkste economieën heeft getroffen en waarin zichtbare dynamiek, ook in de accountancy, ontbreekt. Het is de vraag welke actoren het dynamische proces weer op gang gaan brengen en vooral ook welke accountantskantoren in de toekomst van de ongetwijfeld herstellende vraag naar hoogwaardige accountantscontrole gaan profiteren. Het is daarbij eerder te verwachten dat de kwalitatief in ere herstelde “accountantscontrole van de toekomst” zal worden geleverd door innovatieve middelgrote en regionaal sterke accountantskantoren dan door “de restgroep van vier”, tenzij een of enkele van deze mega-kantoren een werkelijke rénaissance in eigen huis tot stand weet (weten) te brengen. De huidige accountantsverklaring is tot op het bot versleten. De toekomstige accountantsverklaring bij een jaarrekening zal ten minste weer moeten garanderen dat de jaarrekening getrouw is en een echte maatschappelijk erkende toegevoegde waarde moeten hebben. Zo is het accountantsberoep ooit ook begonnen, vóórdat de wetgever het beroep in 1962 ging regelen. Deze wettelijke regeling blijkt na veertig jaar versleten en de grote kantoren zijn door het gemakkelijke wettelijk monopolie doodgeknuffeld. In 1962 was het niet nodig om kwalitatieve aan de accountantsverklaring te stellen eisen in de wet op te nemen, deze waren vanzelfsprekend. Anno 2003 moeten de kwalitatieve eisen in de wet worden verankerd, zodat het maatschappelijk verkeer zich daarop in de praktijk en in de rechtspraak kan beroepen.    

 

Fundamentele kritiek Hoewel de Nederlandse accountants reeds gedurende een volle eeuw prominent met de Angelsaksische accountants zijn verweven en samen met hen als de founding fathers van het accountantsberoep gelden, gold tot voor kort in Nederland als officiële leer merkwaardigerwijze dat het Enron-schandaal en de daarop volgende kettingreactie een louter Amerikaanse aangelegenheid zou zijn. Dit is niet het geval. Wel werd vóór het uitbreken van het Enron-schandaal iedere kritiek op de al jaren aan de gang zijnde uitholling van de accountantscontrole door “de gevestigde Orde van registeraccountants” (NIVRA) als dissident en niet ter zake doende afgedaan.  

Dat fundamentele kritiek op de kwaliteit van de (duur betaalde) accountantscontrole wel degelijk op zijn plaats is en niet beperkt is tot de VS, is na het uitbrengen van het Eindrapport van de enquêtecommissie Bouwnijverheid in december 2002 niet langer de vraag, maar een algemeen erkend feit. Het rapport bevat een scherpe analyse van ernstige ziektesymptomen. Zo komt de commissie in het rapport tot de conclusie dat het volstrekt onaanvaardbaar is dat de accountant onmiskenbare signalen (of zelfs kennis) van mogelijke fraude negeert en niet nader onderzoekt en dat de controlehouding door cross selling en uitgeholde controles jarenlang is uitgehold. Voor het optreden van forensische accountants ontbreekt ieder juridisch kader en forensische accountants van dezelfde maatschap omzeilen (het beoordelen van) de eventuele gebreken in de reguliere accountantscontrole. In het rapport wordt benadrukt dat het gaat om ‘een prestatiekloof’ (en niet een zogenaamde communicatiekloof, zoals graag wordt beweerd) maar ook dat aan de “Orde van registeraccountants” het zelfreinigend vermogen ontbreekt.

Dat de wetgever nu toch op korte termijn fundamentele hervormingsmaatregelen zal moeten treffen staat inmiddels niet meer ter discussie, maar van accountantskeuze door grote en beursgenoteerde ondernemingen van andere accountantskantoren dan “de restgroep van vier” is nog niet vernomen. Nog treffender is dat in de discussies de CFO’s nog geheel buiten beeld zijn gebleven. Deze Officers zijn immers degenen die er voor gezorgd hebben dat het overgrote deel van de jaarrekeningen nog wel degelijk een getrouw beeld geven.

Spraakmakende gevallen Controlerende accountants, die naast de commissarissen, de belangrijkste bondgenoten van de CFO’s zouden moeten zijn voor integere verslaglegging, blijken in nogal wat spraakmakende gevallen ongeveer het tegenovergestelde te hebben gedaan. Toch blijkt nóch uit de uitingen van de overgebleven vier grote kantoren nóch uit de uitingen van American Institute of Certified Public Accountants (AICPA) en NIVRA, die door deze zelfde mega-kantoren worden gedomineerd, dat dit besef daar is doorgedrongen en dat de daardoor ontstane vertrouwenscrisis de feitelijke grond onder hun wettelijke en feitelijke monopolie heeft doen wegvallen.

De grote kantoren golden jarenlang als een veilige keuze voor ondernemingsbestuur, commissarissen en aandeelhouders. Andere accountantskantoren kwamen er niet meer aan te pas. Aan deze mythe is in 2002 een einde gekomen. En omdat de klantenkring, het controle-concept en het jarenlang gevolgde full service concept van Andersen Accountants niet significant afwijkt van die van de overgebleven vier mega-kantoren, zullen deze kantoren zich moeten bezinnen op hun continuïteit en het maatschappelijk verkeer en de CFO’s duidelijk moeten maken welke fundamentele hervormingen zij gaan doorvoeren om het verloren vertrouwen terug te winnen. Geredeneerd vanuit het marktmodel zijn er kansen te over voor nieuwe aanbieders van kwalitatief hoogwaardige accountantscontrole. Wie pakt de handschoen op?"