Onafhankelijke consultancy sinds 1992

                       Galerij 3, 1411 LH  Naarden

                         tel.: 035 6943060 / fax: 035 6951632

 

home

diensten

Drs Ruud H. Veenstra RA

publicaties

actualiteiten

archief

disclaimer

                          

 

Affaire-Peper zorgt voor een echte accountantszaak
Publicatiedatum: 30/5/2001

Prof. Hans Blokdijk betoogt in zijn reactie van 25 mei op mijn bijdrage aan het 'debat over accountants' op 18 mei dat de recente uitspraak van de Raad van Tucht tegen drie accountants van KPMG Forensic Accountants niet bij de evaluatie van de accountantswetgeving moet worden betrokken - in tegenstelling tot de door mij verdedigde stelling. Hij voert evenwel argumenten aan die juist het belang onderstrepen om deze uitspraak er wél bij te betrekken. Mede daardoor wordt het duidelijk dat er zich een echte Nederlandse 'accountancy case' aan het ontwikkelen is, die ik als de 'COR-KPMG-zaak' zou willen aanduiden.

De Raad van Tucht is van oordeel dat de drie accountants met hun rapport twee fundamentele gedrags- en beroepsregels van registeraccountants hebben geschonden - eer van de stand en de vereiste duidelijkheid - doordat niet duidelijk is welke betekenis aan hun bevindingen moet worden gehecht. Bagatelliseren of wegpraten van deze veroordeling is niet het juiste antwoord daarop.

Een tweede belangrijk aspect is dat deze tuchtuitspraak uitsluitend gaat over de door Peper ingediende klacht en dus slechts een beperkt deel van de totale accountantszaak betreft. Zo kon de Raad van Tucht niet oordelen over de in het KPMG-rapport vermelde afzonderlijke 'beweerde feiten', omdat dit geen integraal onderdeel was van de klacht en doordat het rapport van het OM niet in de tuchtzaak is ingebracht en Peper nog steeds geen inzage heeft gehad in het KPMG-dossier.

De uitspraak van de Raad mag niet omgedraaid worden in die zin dat dús de 'beweerde feiten' daarmee vaststaan. Alleen al doordat het tuchtrecht 'klachtrecht' is moet worden geconcludeerd dat het tuchtrecht alléén niet in staat is om het beroep en het maatschappelijk verkeer te behoeden voor alle misstanden. Daarbij komt dat noch KPMG, noch het Nivra noch de gemeente Rotterdam signalen heeft afgegeven dat men bereid is de hand in eigen boezem te steken.

Blokdijk spreekt zich in zijn reactie niet uit over de doelmatigheid van de COR-KPMG-aanpak van het onderzoek. Mijn stelling is nu juist dat het primaire criterium voor overheidshandelen 'doelmatigheid' moet zijn en dat uitgaven die niet doelmatig zijn niet rechtmatig of functioneel kunnen zijn. Het COR-KPMG-onderzoek voldoet niet aan die primaire doelmatigheidseis. Blokdijks reactie daarop dat 'de cultuur' het mega-onderzoek 'functioneel' zou maken, raakt de kern niet.

De gerechtvaardigde vraag luidt waarom de jaarlijkse accountants- controle de mega-affaire niet heeft kunnen voorkomen of in een vroeg stadium heeft gestopt. Dit is de kernvraag die in de accountantszaak beantwoord moet worden. Het antwoord is relevant voor zowel de controlegrondslagen als voor de evaluatie van de accountantswetgeving. Deze vraag wordt niet beantwoord door te verwijzen naar artikel 199 van de Gemeentewet noch wordt het nodig om een mega-onderzoek te doen omdat de reguliere accountantscontrole met steekproeven werkt. Ook bij het doelmatig gebruik van wiskundig onderbouwde steekproeven behoort de reguliere accountantscontrole alle onjuistheden van materieel belang aan het licht te brengen. Anders dan Blokdijk suggereert is daar geen volledige controle tegen hoge kosten voor nodig. In deze zaak dient dus onderzocht te worden waarom de reguliere accountantscontrole niet voldoende heeft gefunctioneerd dan wel waarom hier niet op werd vertrouwd.

Ruud H. Veenstra

 

 

Drs R. H. Veenstra

 
RA is onafhankelijk accountancy-consultant te Naarden.

 

Copyright (c) 2001 Het Financieele Dagblad